RAID-niveau | Aantal schijven | ICH8M | ICH9R ICH9DH ICH9DO |
ICH9M | ICH9M-E | ICH10R ICH10D ICH10DO |
Herstel | 2 (master- en herstelschijf) |
Ja | Ja | Ja | Ja | Ja |
RAID-niveau
|
Aantal schijven | ESB2 | ICH7R ICH7DH |
ICH7MDH ICH7M |
ICH8R ICH8DH ICH8DO |
ICH8M-E | ICH8M | ICH9R ICH9DH ICH9DO |
ICH9M ICH9M-E |
ICH10R ICH10D ICH10DO |
RAID 0 | 2 | Ja | Ja | Ja | Ja | Ja | Ja | Ja | Ja | Ja |
RAID 0 | 3 of 4 | Ja | Ja | Nee | Ja | Nee | Nee | Ja | Nee | Ja |
RAID 0 | 5 of 6 | Ja | Nee | Nee | Nee | Nee | Nee | Ja | Nee | Ja |
RAID 1 | 2 | Ja | Ja | Ja | Ja | Ja | Ja | Ja | Ja | Ja |
RAID 5 | 3 of 4 | Ja | Ja | Nee | Ja | Nee | Nee | Ja | Nee | Ja |
RAID 5 | 5 of 6 | Ja | Nee | Nee | Nee | Nee | Nee | Ja | Nee | Ja |
RAID 10 | 4 | Ja | Ja | Nee | Ja | Nee | Nee | Ja | Nee | Ja |
Stripgrootte | Beschrijving | RAID-niveaus |
4 KB | Best voor specialistische gebruiksmodellen waarvoor strips van 4 KB vereist zijn | RAID 0, 10 |
8 KB | Best voor specialistische gebruiksmodellen waarvoor strips van 8 KB vereist zijn | RAID 0, 10 |
16 KB | Ideaal voor sequentiële overdracht | RAID 0, 5, 10 |
32 KB | Geschikt voor sequentiële overdracht | RAID 0, 5, 10 |
64 KB | Goede stripgrootte voor de meeste doeleinden (standaard voor RAID 5, 10) | RAID 0, 5, 10 |
128 KB | Beste prestaties voor de meeste desktops en werkstations (standaard voor RAID 0) | RAID 0, 5 |
Voorziening | Beschrijving |
Intel® Matrix RAID Technology | Hiermee kunnen twee onafhankelijke RAID-volumes binnen één array worden gemaakt, beheerd en gebruikt. Er kunnen maximaal drie onafhankelijke RAID-arrays, elk met twee harde schijven, worden gemaakt op elk van de zes SATA-poorten. |
Migratie naar een ander RAID-niveau | Migratie van RAID 0, 1 en 10 naar RAID 5. |
Capaciteitsuitbreiding van RAID-volumes | De gegevensopslagcapaciteit van een volume verbeteren doordat 100% van de beschikbare ruimte in de array op een RAID 0-, RAID 1-, RAID 5- of RAID 10-volume wordt gebruikt of doordat een of meer harde schijven worden toegevoegd aan een RAID 0- of RAID 5-volume. |
RAID-reserve | Een of meer harde schijven automatisch gebruiken voor het opnieuw samenstellen van volumes. |
Verificatie RAID-volumes | Inconsistenties of verkeerde gegevens op een RAID 0-, RAID 1-, RAID 5- of RAID 10-volume identificeren. |
Verificatie en reparatie RAID-volumes | Inconsistenties of verkeerde gegevens op een RAID 1-, RAID 5- of RAID 10-volume identificeren en repareren. |
Advanced Host Controller Interface (AHCI) | Gebruik van geavanceerde SATA-voorzieningen, zoals de geïntegreerde opdrachtwachtrij en geïntegreerde hot-plugging. |
Gegevensversleuteling | Gegevens kunnen voor iedereen onleesbaar worden gemaakt. De sleutel bepaalt het niveau en de status van de gegevensversleuteling. In Intel Matrix Storage Console wordt de versleutelde status weergegeven van RAID- en herstelvolumes en van RAID- en non-RAID-schijven. |
Wachtwoordbeveiligingvoor harde schijven | Voor extra beveiliging en bescherming kunnen gegevens op harde schijven met een wachtwoord worden beveiligd, zodat ongeautoriseerde gebruikers of hackers geen toegang krijgen. In Intel Matrix Storage Console kunt u een vergrendelde harde schijf ontgrendelen. |
Ondersteuning voor schijven met grote sectoren | Het is mogelijk om harde schijven met een logische sectorgrootte van ½ KB en een fysieke sectorgrootte van ½ KB, 1 KB, 2 KB of 4 KB te gebruiken in een subsysteem voor opslag. |
Write-back cache volume | Betere prestaties doordat vaak gebruikte gegevenssectoren tijdelijk worden opgeslagen voor snellere toegang en optimale werking van RAID-volumes. |
Parameter | Waarde |
Status | Geen actieve migratie(s): Er worden geen migraties uitgevoerd en er worden geen volumes opnieuw samengesteld. |
Bezig met opnieuw samenstellen: Een of meer RAID-volumes worden opnieuw samengesteld. | |
Harde schijven worden toegevoegd: Het stuurprogramma voor Intel® Matrix Storage Manager is bezig met het toevoegen van een of meer leden en het migreren van gegevens in de array. | |
Harde schijven worden vervangen: Een of meer RAID-volumes worden opnieuw samengesteld op een reserveschijf als gevolg van een SMART-gebeurtenis op een harde schijf in het desbetreffende volume. | |
Bezig met initialiseren: De pariteit van een RAID-volume wordt geïnitialiseerd of gegevens op een RAID-volume worden geverifieerd of geverifieerd en gerepareerd. | |
Gegevenscache harde schijf ingeschakeld | Geeft aan of de gegevenscache is ingeschakeld voor de harde schijven in de array. |
Grootte | Geeft de capaciteit in gigabytes van de array aan. |
Vrije ruimte | Geeft aan hoeveel ruimte in de array niet wordt gebruikt door een RAID-volume. Deze ruimte kan worden gebruikt om een tweede RAID-volume te maken. |
Aantal harde schijven | Geeft aan hoeveel schijven deel uitmaken van de array. |
Schijflid [1, 2, 3, 4, 5, 6] | Geeft fabrikant en modelnummer aan van elke harde schijf die lid is van de array. |
Aantal volumes | Geeft het aantal RAID-volumes in de array aan. Als het aantal volumes gelijk is aan 1 en er vrije ruimte beschikbaar is, kan een tweede RAID-volume worden gemaakt in de array. |
Volumelid [1, 2] | Geeft de naam aan van elk RAID-volume in de array. |
Parameter | Waarde |
Status (RAID-volume) |
Normaal: De gegevens op het volume zijn volledig toegankelijk. |
Vergrendeld: Geeft aan dat het RAID-volume zowel vergrendelde als ontgrendelde lidschijven bevat. Als u het volume wilt ontgrendelen, klikt u met de rechtermuisknop en kiest u de optie om alle vergrendelde lidschijven te ontgrendelen. | |
Storing: Voor een RAID 0-volume betekent deze status dat een of meer leden ontbreken of storingen vertonen. Voor RAID 1-volumes betekent de status dat beide leden storingen vertonen. Voor een RAID 5- of RAID 10-volume betekent deze status dat twee of meer leden ontbreken of storingen vertonen. Opmerking: onder bepaalde omstandigheden kan voor een RAID 10-volume worden gemeld dat het verslechterd is, ook al ontbreken twee leden of vertonen twee leden storingen. | |
Verslechterd: Deze status geldt alleen voor RAID 1-, RAID 5- en RAID 10-volumes. Met de status wordt aangegeven dat een lid storingen vertoont of ontbreekt. | |
SMART-gebeurtenis: Een harde schijf heeft het niveau overschreden waarop herstel nog mogelijk is en heeft een SMART-gebeurtenis gerapporteerd. | |
Bezig met opnieuw samenstellen: Deze status geldt alleen voor RAID 5- en RAID 10-volumes. Hiermee wordt aangegeven dat gegevens worden gekopieerd naar een spiegel- of reserveschijf en dat de redundantie van gegevens wordt hersteld. | |
Migratie: Geeft aan dat gegevens worden gemigreerd naar een tweede schijf of array en dat een RAID-volume wordt gemaakt. | |
Bezig met verifiëren: Geeft aan dat gegevens op het RAID-volume worden geverifieerd. | |
Bezig met initialiseren: De pariteit van een RAID-volume wordt geïnitialiseerd of gegevens op een RAID-volume worden geverifieerd of geverifieerd en gerepareerd. | |
Status (herstelvolume) |
Volume wordt gemaakt: Gegevens op de masterschijf worden gekopieerd naar de herstelschijf. |
Continu bijwerken: Gegevens op de masterschijf worden automatisch naar de herstelschijf gekopieerd zolang beide schijven zijn aangesloten op het systeem. Wanneer u het beleid Continu bijwerken uitschakelt, moet u het bijwerken handmatig starten door met de rechtermuisknop op het herstelvolume te klikken en Volume bijwerken te selecteren. | |
Bijwerken op aanvraag: Gegevens op de masterschijf worden naar de herstelschijf gekopieerd wanneer u met de rechtermuisknop op het volume klikt en Volume bijwerken selecteert. Alleen wijzigingen die zijn aangebracht nadat het volume de laatste keer is bijgewerkt, worden gekopieerd. | |
Bijgewerkt: Alleen herstelvolumes waarvoor het bijwerkbeleid Continu is ingesteld, kunnen deze status hebben. De gegevens op de herstelschijf komen overeen met de gegevens op de masterschijf. | |
Bijwerken nodig: Alleen herstelvolumes waarvoor het bijwerkbeleid Op aanvraag is ingesteld, kunnen deze status hebben. De gegevens op de herstelschijf komen niet overeen met de gegevens op de masterschijf. | |
Storing: Beide leden vertonen storingen. | |
Volume wordt bijgewerkt: Gegevens op de masterschijf worden gekopieerd naar de herstelschijf. Alleen wijzigingen die zijn aangebracht nadat het volume de laatste keer is bijgewerkt, worden gekopieerd. | |
Bezig met herstel: De gegevens op de masterschijf worden overschreven met de gegevens op de herstelschijf. | |
Masterschijf is alleen-lezen: U hebt de optie geselecteerd waarmee u via Windows Verkenner* toegang hebt tot de bestanden op de masterschijf. Daarmee wordt de schijf alleen-lezen. | |
Herstelschijf is alleen-lezen: U hebt de optie geselecteerd waarmee u via Windows Verkenner toegang hebt tot de bestanden op de herstelschijf. Daarmee wordt de schijf alleen-lezen. | |
Masterschijf ontbreekt: De masterschijf die is gebruikt om het herstelvolume te maken, wordt niet meer gedetecteerd. | |
Herstelschijf ontbreekt: De herstelschijf die is gebruikt om het herstelvolume te maken, wordt niet meer gedetecteerd. | |
Versleutelingsstatus
|
Aan: Het volume is versleuteld en alle lidschijven zijn versleuteld. Opmerking: alle lidschijven die deel uitmaken van een RAID-volume, moeten dezelfde versleutelingsstatus hebben wanneer het volume wordt gemaakt. |
Uit: Het volume is niet versleuteld en alle lidschijven zijn niet versleuteld. | |
Uit (gemengde schijfversleuteling): De lidschijven van een RAID-volume hebben een verschillende versleutelingsstatus en er wordt aangenomen dat het volume niet is versleuteld. Als u de versleutelingsstatus van het volume wilt wijzigen, moet u eerst zorgen dat alle lidschijven dezelfde versleutelingsstatus hebben. | |
Verificatiefouten | Rapporteert het aantal inconsistenties dat is gevonden bij de verificatie van de gegevens op een RAID-volume. Dit is alleen geldig gedurende het verificatieproces of gedurende het verificatie- en reparatieproces. |
Blokken met mediafouten | Rapporteert het aantal blokken met mediafouten dat is gevonden bij de verificatie van de gegevens op een RAID-volume. Dit is alleen geldig gedurende het verificatieproces of gedurende het verificatie- en reparatieproces. |
Systeemvolume | Geeft aan of dit volume beveiligde bestanden van het besturingssysteem bevat. |
Write-back cache volume ingeschakeld | Geeft aan of de voorziening write-back cache is ingeschakeld voor het volume. |
RAID-niveau | Geeft aan welk RAID-niveau wordt gebruikt voor het volume. |
Stripgrootte | Rapporteert de grootte van de logische gegevensblokken die worden gebruikt voor RAID 0-, RAID 5- en RAID 10-volumes. De stripgrootte wordt aangegeven in kilobytes. |
Grootte | Rapporteert de totale capaciteit van het volume in gigabytes. |
Aantal harde schijven | Rapporteert het aantal harde schijven dat het volume beslaat. |
Schijflid [1, 2, 3, 4, 5, 6] | Rapporteert voor RAID 0-, RAID 1-, RAID 5- en RAID 10-volumes de fabrikant en het modelnummer van elke harde schijf die wordt gebruikt voor het volume. |
Masterschijf | Rapporteert voor herstelvolumes de fabrikant en het modelnummer van de masterschijf. |
Herstelschijf | Rapporteert voor herstelvolumes de fabrikant en het modelnummer van de herstelschijf. |
Hoofdarray | Rapporteert de naam van de array waarvan dit volume deel uitmaakt. |
Parameter | Waarde |
Gebruik | Arraylid: De harde schijf is met andere schijven gegroepeerd om een array met RAID-volumes te vormen. De RAID-volumes kunnen worden weergegeven in het besturingssysteem, maar de afzonderlijke schijven niet. |
Arraylid (master): De harde schijf fungeert als de bronschijf voor een herstelvolume. | |
Arraylid (herstel): De harde schijf fungeert als de doelschijf voor een herstelvolume. | |
Non-RAID-schijf: De harde schijf bevat geen RAID-metagegevens en is zichtbaar en beschikbaar voor het besturingssysteem. | |
Geen: De harde schijf bevat metagegevens en wordt daarom niet weergegeven in het besturingssysteem, maar de harde schijf is geen arraylid. | |
Status | Normaal: De harde schijf is aanwezig, functioneert volgens verwachting en is ontgrendeld. |
Vergrendeld: De harde schijf is met een wachtwoord beveiligd. Klik met de rechtermuisknop en kies de gewenste optie om de vergrendelde schijf te ontgrendelen. Opmerking: als een RAID-volume zowel vergrendelde als ontgrendelde lidschijven bevat, wordt het volume als vergrendeld weergegeven. | |
Er is een fout opgetreden: De schijf heeft een drempelwaarde voor fouten overschreden waardoor herstel niet meer mogelijk is. Dit zal worden aangegeven in de gebruikersinterface van het Intel Matrix Storage Manager option ROM. | |
SMART-gebeurtenis: De schijf heeft een drempelwaarde overschreden waardoor herstel niet meer mogelijk is en de kans op een storing aanwezig is. | |
Ontbreekt: De harde schijf is niet aanwezig. | |
Niet-compatibele versie: De harde schijf bevat RAID-metagegevens, maar de versie is niet compatibel met de huidige versie van de RAID-software. | |
Storing: Wijst op dezelfde conditie als 'Er is een fout opgetreden'. Dit wordt aangegeven in Intel Matrix Storage Console. | |
Versleutelingsstatus | Aan: De harde schijf is versleuteld. |
Uit: De harde schijf is niet versleuteld. | |
Apparaatpoort | Geeft aan op welke poort van de SATA-controller de harde schijf is aangesloten. |
Huidige SATA-overdrachtmodus | Rapporteert de modus voor de SATA-overdracht tussen de SATA-controller en de SATA-schijf. De meest voorkomende waarden voor deze parameter zijn:
|
Model | Geeft het modelnummer van de harde schijf aan. |
Serienummer | Rapporteert het serienummer dat door de fabrikant is toegewezen aan de harde schijf. |
Firmware | Rapporteert het versienummer van de firmware in het schijfstation. |
Ondersteuning voor geïntegreerde opdrachtwachtrijen | Rapporteert of de harde schijf ondersteuning biedt voor geïntegreerde opdrachtwachtrijen. |
Gegevenscache harde schijf ingeschakeld | Geeft aan of de gegevenscache is ingeschakeld voor de harde schijven in de array. |
Aantal volumes | Rapporteert het aantal volumes in de array. |
Volumelid [1, 2] | Rapporteert de naam van de volumes waarvan de harde schijf een lid is. |
Hoofdarray | Rapporteert de naam van de RAID-array waarvan de harde schijf een lid is. |
Parameter | Waarde |
Gebruik | Non-RAID-schijf: Deze harde schijf wordt niet gebruikt in een RAID-array of een volume. Deze harde schijf kan worden gebruikt als RAID-reserve of als een gewone schijf voor de opslag van gegevens. |
Reserve: Deze harde schijf is gemarkeerd als de doelschijf indien een volume automatisch opnieuw moet worden samengesteld. | |
Onbekend gebruik harde schijf: Het bleek niet mogelijk om vast te stellen hoe deze harde schijf wordt gebruikt. Dit kan het gevolg zijn van incompatibiliteit tussen de versie van de software en de configuratie van de harde schijf. | |
Status | Normaal: De harde schijf is aanwezig en functioneert volgens verwachting. |
Er is een fout opgetreden: De schijf heeft een drempelwaarde voor fouten overschreden waardoor herstel niet meer mogelijk is. Dit zal worden aangegeven in de gebruikersinterface van het Intel Matrix Storage Manager option ROM. | |
SMART-gebeurtenis: De schijf heeft een drempelwaarde overschreden waardoor herstel niet meer mogelijk is en de kans op een storing aanwezig is. | |
Vergrendeld: De harde schijf is met een wachtwoord beveiligd. Klik met de rechtermuisknop en kies de gewenste optie om de vergrendelde schijf te ontgrendelen. Opmerking: als alle lidschijven van een RAID-volume zijn vergrendeld, is het volume niet zichtbaar en worden alle lidschijven weergegeven als non-RAID-schijven. | |
Storing: Wijst op dezelfde conditie als 'Er is een fout opgetreden'. Dit wordt aangegeven in Intel Matrix Storage Console. | Versleutelingsstatus | Aan: De harde schijf is versleuteld. |
Uit: De harde schijf is niet versleuteld. | |
Apparaatpoort | Geeft aan op welke poort van de SATA-controller de harde schijf is aangesloten. |
Huidige SATA-overdrachtmodus | Rapporteert de modus voor de SATA-overdracht tussen de SATA-controller en de SATA-schijf. De meest voorkomende waarden voor deze parameter zijn:
|
Model | Geeft het modelnummer van de harde schijf aan. |
Serienummer | Rapporteert het serienummer dat door de fabrikant is toegewezen aan de harde schijf. |
Firmware | Rapporteert het versienummer van de firmware in het schijfstation. |
Ondersteuning voor geïntegreerde opdrachtwachtrijen | Rapporteert of de harde schijf ondersteuning biedt voor geïntegreerde opdrachtwachtrijen. |
Systeemschijf | Geeft aan of deze harde schijf beveiligde bestanden van het besturingssysteem bevat. |
Grootte | Geeft de totale capaciteit (in gigabytes) aan van de harde schijf. |
Naam | Beschrijving |
Status | Normaal: De harde schijf is aanwezig en functioneert volgens verwachting. |
Vergrendeld: De harde schijf is met een wachtwoord beveiligd. Klik met de rechtermuisknop en kies de gewenste optie om de vergrendelde schijf te ontgrendelen. Opmerking: als alle lidschijven van een RAID-volume zijn vergrendeld, is het volume niet zichtbaar en worden alle lidschijven weergegeven als non-RAID-schijven. | |
Er is een fout opgetreden: De schijf heeft een drempelwaarde voor fouten overschreden waardoor herstel niet meer mogelijk is. Dit zal worden aangegeven in de gebruikersinterface van het Intel Matrix Storage Manager option ROM. | |
SMART-gebeurtenis: De schijf heeft een drempelwaarde overschreden waardoor herstel niet meer mogelijk is en de kans op een storing aanwezig is. | |
Storing: Wijst op dezelfde conditie als 'Er is een fout opgetreden'. Dit wordt aangegeven in Intel Matrix Storage Console. | |
Apparaatpoort | Geeft aan op welke poort van de SATA-controller de harde schijf is aangesloten. |
Huidige SATA-overdrachtmodus | Rapporteert de modus voor de SATA-overdracht tussen de SATA-controller en de SATA-schijf. De meest voorkomende waarden voor deze parameter zijn:
|
Model | Geeft het modelnummer van de harde schijf aan. |
Serienummer | Rapporteert het serienummer dat door de fabrikant is toegewezen aan de harde schijf. |
Firmware | Rapporteert het versienummer van de firmware in het schijfstation. |
Ondersteuning voor geïntegreerde opdrachtwachtrijen | Rapporteert of de harde schijf ondersteuning biedt voor geïntegreerde opdrachtwachtrijen. |
Grootte | Geeft de totale capaciteit (in gigabytes) aan van de harde schijf. |
Via Intel® Matrix Storage Console krijgt u toegang tot acties voor het beheren van de voorzieningen van Intel® Matrix Storage Manager. In de basismodus worden in het linkerdeelvenster vaak gebruikte acties weergegeven en bevat het rechterdeelvenster informatie (volumestatus, details en waarschuwingen) en de actieknop die betrekking heeft op de selectie in het linkerdeelvenster. In de tabel hieronder vindt u een beschrijving van elke actie die via deze menu's toegankelijk is.
TABEL 10. OPTIES IN LINKERDEELVENSTER ALLEEN VOOR HERSTELVOLUMEActie | Beschrijving |
Status harde schijf en volume weergeven | Met deze optie krijgt u snel een overzicht van de harde schijven en de volumestatus en kunt u overschakelen naar de geavanceerde modus. |
Bijwerkbeleid voor volume wijzigen | Met deze optie kunt u het bijwerkbeleid van het volume wijzigen door het beleid Continu bijwerken in of uit te schakelen. Als u Continu bijwerken uitschakelen selecteert, wordt het bijwerkbeleid Op aanvraag voor het volume geactiveerd en moet u updates handmatig aanvragen met de optie Herstelvolume bijwerken. Als u Continu bijwerken inschakelen selecteert, wordt het volume automatisch bijgewerkt. |
Toegang tot bestanden op masterschijf en Toegang tot bestanden op herstelschijf | Met deze opties kunt u bestanden op de masterschijf of de herstelschijf weergeven in Windows Verkenner*. Als u een van deze opties selecteert, wordt het volume alleen-lezen en kan het volume niet worden bijgewerkt. Als u klaar bent met het bekijken van de bestanden, selecteert u Bestanden masterschijf verbergen of Bestanden herstelschijf verbergen om de bestanden te verbergen en het bijwerkbeleid Op aanvraag voor het volume in te stellen of selecteert u Bijwerkbeleid voor volume wijzigen om de bestanden te verbergen en het bijwerkbeleid Continu voor het volume in te stellen. |
Bestanden masterschijf verbergen en Bestanden herstelschijf verbergen | Deze opties zijn alleen beschikbaar wanneer u de optie hebt geselecteerd waarmee u Windows Verkenner kunt gebruiken om de bestanden op de masterschijf of herstelschijf te bekijken. Als u een van deze opties selecteert, kan weer worden geschreven naar de harde schijf en kan het volume op aanvraag of continu worden bijgewerkt. |
Herstelvolume bijwerken | Deze optie is alleen beschikbaar als het volume is ingesteld op het bijwerkbeleid Op aanvraag. Wanneer u deze optie selecteert, worden gegevens op de masterschijf gekopieerd naar de herstelschijf. Alleen wijzigingen die zijn aangebracht nadat het volume de laatste keer is bijgewerkt, worden gekopieerd. |
Gegevens herstellen op master | Deze optie is alleen beschikbaar wanneer u het systeem opnieuw hebt opgestart vanaf de herstelschijf via de gebruikersinterface van het Intel® Matrix Storage Manager option ROM. Als u deze optie selecteert, worden alle gegevens op de masterschijf overschreven met de gegevens van de herstelschijf. |
Actie | Beschrijving |
RAID-volume maken | Gebruik deze optie om een RAID-volume te maken wanneer het niet nodig is om de gegevens op een bestaande harde schijf te bewaren. U kunt twee of meer harde schijven gebruiken voor het volume, afhankelijk van het RAID-niveau dat u kiest. Met Intel® Matrix RAID Technology is het mogelijk om twee volumes binnen één array te maken. Als u dat wilt doen, selecteert u een volumecapaciteit die kleiner is dan de totale capaciteit van de array. Op die manier blijft vrije ruimte in de array over voor het tweede RAID-volume. Het tweede volume zal automatisch de resterende ruimte in de array in beslag nemen. Intel Matrix Storage Console dient alleen om het RAID-volume te maken. Het resulterende volume is nog niet gepartitioneerd en niet geformatteerd. Gebruik Schijfbeheer van Microsoft Windows* om het nieuwe RAID-volume te partitioneren en te formatteren. Let erop dat in systemen waarvoor versleuteling is ingeschakeld ten minste twee non-RAID-schijven met dezelfde versleutelingsstatus beschikbaar moeten zijn om de wizard te starten en een RAID-volume te maken. |
RAID-volume maken op basis van bestaande harde schijf | Gebruik deze optie als u de gegevens op een bestaande harde schijf wilt bewaren en die wilt kopiëren naar een of meer extra harde schijven. Deze methode, migratie genaamd, kan een paar uur duren (afhankelijk van de capaciteit van de bronschijf en de systeembelasting). Wanneer u de wizard hebt voltooid, wordt de voortgang van het migratieproces in een dialoogvenster aangegeven. Als u dit dialoogvenster opnieuw wilt openen tijdens de migratie, klikt u met de rechtermuisknop op het volume dat wordt gemigreerd en selecteert u Voortgang migratie tonen. Er kan niet meer dan één migratieproces tegelijk worden uitgevoerd. Als u meer dan één schijf met gegevens wilt converteren naar een RAID-volume, moet u de schijven één voor één converteren. Let erop dat in systemen waarvoor versleuteling is ingeschakeld ten minste twee non-RAID-schijven met dezelfde versleutelingsstatus beschikbaar moeten zijn om de wizard te starten en een RAID-volume te maken. |
Herstelvolume maken | Gebruik deze optie als u een volume wilt maken waarvoor Intel® Rapid Recover Technology wordt gebruikt. Met deze technologie worden gegevens op een masterschijf continu of op aanvraag gekopieerd naar een herstelschijf. De masterschijf en de herstelschijf moeten 100% van de beschikbare schijfruimte in een array beslaan en er kan maar één herstelvolume aanwezig zijn in een systeem. Let erop dat wanneer een herstelvolume is gemaakt, er geen RAID-volumes in het systeem aanwezig kunnen zijn of kunnen worden toegevoegd. Ook moeten in systemen waarvoor versleuteling is ingeschakeld ten minste twee non-RAID-schijven met dezelfde versleutelingsstatus beschikbaar zijn om de wizard te starten en een RAID-volume te maken. |
Opnieuw scannen naar Plug en Play-apparaten | Gebruik deze optie om de harde schijven te zoeken die zijn toegevoegd of verwijderd. Wanneer de scan is uitgevoerd, wordt de bijgewerkte informatie weergegeven in de geavanceerde modus. Deze actie komt overeen met de optie Zoeken naar gewijzigde apparaten in Apparaatbeheer van Microsoft Windows. |
Item in apparaatvenster | Beschrijving |
Array | Volume maken: Deze optie is alleen beschikbaar als de array bestaat uit een RAID-volume dat niet 100% van de beschikbare schijfruimte van de array beslaat. In dat geval kunt u met deze optie de wizard RAID-volume maken starten en een tweede RAID-volume maken om de resterende ruimte in de array te gebruiken. Raadpleeg de sectie 'Intel Matrix RAID Technology' in dit Help-bestand voor meer informatie. |
Gegevenscache harde schijf inschakelen/uitschakelen: De gegevenscache is een voorziening die de prestaties verbetert en die wordt ondersteund door sommige harde schijven. Als u de gegevenscache inschakelt, verbeteren de prestaties omdat gegevens tijdelijk worden opgeslagen voordat deze naar de harde schijf worden geschreven. Het nadeel van een ingeschakelde gegevenscache is dat de gegevens in de cache verloren kunnen gaan als de stroom uitvalt. Als u de gegevenscache wilt in- of uitschakelen, klikt u met de rechtermuisknop op de RAID-array en selecteert u 'Gegevenscache harde schijf inschakelen' of 'Gegevenscache harde schijf uitschakelen'. De wijzigingen worden pas van kracht nadat u de computer opnieuw hebt opgestart. | |
RAID-volume | Volume verwijderen: Met deze optie kunt u een bestaand RAID-volume verwijderen. Waarschuwing: wanneer u een RAID-volume verwijdert, worden alle gegevens op alle harde schijven die deel uitmaken van het RAID-volume, onherstelbaar verwijderd. Maak dus een reservekopie van belangrijke gegevens voordat u een volume verwijdert. |
Volume wijzigen: Met deze optie kunt u de volgende wijzigingen aanbrengen in het RAID-volume: de volumenaam wijzigen, migreren naar een ander RAID-niveau (van een RAID 0-, 1- of 10-volume migreren naar een RAID 5-volume) en de volumecapaciteit uitbreiden door 100% van de beschikbare ruimte in de array te gebruiken of door harde schijven toe te voegen. | |
Volumegegevens verifiëren: Met deze optie worden de gegevens op een RAID-volume geverifieerd. Wanneer het verificatieproces is voltooid, wordt in een dialoogvenster het aantal aangetroffen verificatiefouten en het aantal blokken met mediafouten weergegeven. | |
Volumegegevens verifiëren en repareren: Met deze optie worden de gegevens op een RAID-volume geverifieerd en gerepareerd. Wanneer het verificatie- en reparatieproces is voltooid, wordt in een dialoogvenster het aantal aangetroffen verificatiefouten en het aantal opnieuw toegewezen blokken met mediafouten weergegeven. | |
Write-back cache volume inschakelen/uitschakelen: Als write-back cache voor een volume is ingeschakeld, verbeteren de I/O-doorvoer en -reactietijd, maar kan de beveiliging van gegevens minder worden in geval van een stroomstoring of een systeemstoring. Als u deze optie wijzigt, hoeft het systeem niet opnieuw te worden opgestart. Opmerking: voor de beveiliging van gegevens wordt de write-back cache van het volume tijdelijk uitgeschakeld wanneer gebruik wordt gemaakt van een UPS (Uninterruptible Power Supply). |
|
Voortgang maken volume tonen: Deze optie is alleen beschikbaar wanneer er een nieuw volume wordt gemaakt. Wanneer u deze optie selecteert, wordt een dialoogvenster geopend waarin de voortgang van het aanmaakproces wordt uitgedrukt in een percentage. | |
Voortgang migratie tonen: Deze optie is alleen beschikbaar als een migratie wordt uitgevoerd. Wanneer u deze optie selecteert, wordt een dialoogvenster geopend waarin de voortgang van de migratie wordt uitgedrukt in een percentage. | |
Volume herstellen: Met deze optie kunt u een volume herstellen nadat de harde schijf die de storing heeft veroorzaakt, fysiek is hersteld, als tenminste aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: De harde schijf of schijven die oorspronkelijk deel uitmaakten van het RAID-volume met de storing, zijn opnieuw geïnstalleerd. De gegevens op de harde schijf zijn niet geopend terwijl de harde schijf uit het systeem verwijderd was. | |
Converteren naar herstelvolume: Deze optie is alleen beschikbaar voor RAID 1-volumes die 100% van de schijfruimte in een array beslaan. De array moet uit slechts 2 harde schijven bestaan. Wanneer het RAID 1-volume is geconverteerd, wordt gebruikgemaakt van Intel® Rapid Recover Technology. Voor stapsgewijze instructies over de te volgen procedure, raadpleegt u de sectie 'Opties voor het converteren van volumes'. | |
Herstelvolume | Volume verwijderen: Met deze optie kunt u een bestaand herstelvolume verwijderen. Waarschuwing: wanneer een herstelvolume wordt verwijderd, worden alle gegevens op de masterschijf en de herstelschijf onherstelbaar verwijderd. Maak dus een reservekopie van belangrijke gegevens voordat u een volume verwijdert. |
Volume wijzigen: Met deze optie kunt u de volgende wijzigingen aanbrengen in het herstelvolume: de volumenaam wijzigen, de master- en herstelschijf omwisselen en het bijwerkbeleid wijzigen. | |
Volumegegevens verifiëren: Met deze optie worden de gegevens op een herstelvolume geverifieerd. Wanneer het verificatieproces is voltooid, wordt in een dialoogvenster het aantal aangetroffen verificatiefouten en het aantal blokken met mediafouten weergegeven. | |
Volumegegevens verifiëren en repareren: Met deze optie worden de gegevens op een herstelvolume geverifieerd en gerepareerd. Wanneer het verificatie- en reparatieproces is voltooid, wordt in een dialoogvenster het aantal aangetroffen verificatiefouten en het aantal opnieuw toegewezen blokken met mediafouten weergegeven. | |
Write-back cache volume inschakelen/uitschakelen: Als write-back cache voor een volume is ingeschakeld, verbeteren de I/O-doorvoer en -reactietijd, maar kan de beveiliging van gegevens minder worden in geval van een stroomstoring of een systeemstoring. Als u deze optie wijzigt, hoeft het systeem niet opnieuw te worden opgestart. Opmerking: voor de beveiliging van gegevens wordt de write-back cache van het volume tijdelijk uitgeschakeld wanneer gebruik wordt gemaakt van een UPS (Uninterruptible Power Supply). |
|
Continu bijwerken uitschakelen: Als u deze optie selecteert, wordt het bijwerkbeleid gewijzigd in Op aanvraag. U moet dan handmatig de opdracht voor bijwerken geven door met de rechtermuisknop op het volume te klikken en Volume bijwerken te selecteren. | |
Volume bijwerken: Deze optie is alleen beschikbaar als het volume is ingesteld op het bijwerkbeleid Op aanvraag. Wanneer u deze optie selecteert, worden gegevens op de masterschijf gekopieerd naar de herstelschijf. Alleen wijzigingen die zijn aangebracht nadat het volume de laatste keer is bijgewerkt, worden gekopieerd. | |
Voortgang bijwerken volume tonen: Deze optie is alleen beschikbaar wanneer een nieuw herstelvolume wordt gemaakt en wanneer u Volume bijwerken selecteert terwijl het bijwerkbeleid Op aanvraag van kracht is. | |
Bijwerken volume annuleren: Deze optie is alleen beschikbaar wanneer een nieuw herstelvolume wordt gemaakt en wanneer u Volume bijwerken selecteert terwijl het bijwerkbeleid Op aanvraag van kracht is. | |
Gegevens herstellen op master: Deze optie is alleen beschikbaar wanneer u het systeem opnieuw hebt opgestart vanaf de herstelschijf via de gebruikersinterface van het Intel® Matrix Storage Manager option ROM. Als u deze optie selecteert, worden alle gegevens op de masterschijf overschreven met de gegevens op de herstelschijf. | |
Voortgang herstel tonen: Deze optie is alleen beschikbaar wanneer gegevens worden hersteld op een masterschijf. Wanneer u deze optie selecteert, wordt een dialoogvenster geopend waarin de voortgang van het herstelproces wordt uitgedrukt in een percentage. | |
Herstellen annuleren: Deze optie is alleen beschikbaar wanneer gegevens worden hersteld op een masterschijf. Wanneer u deze optie selecteert, wordt het kopiëren van gegevens van de herstelschijf naar de masterschijf geannuleerd. | |
Toegang tot bestanden op masterschijf en Toegang tot bestanden op herstelschijf: Met deze opties kunt u bestanden op de masterschijf of de herstelschijf weergeven in Windows Verkenner*. Als u een van deze opties selecteert, wordt het volume alleen-lezen en kan het volume niet worden bijgewerkt. Als u klaar bent met het bekijken van de bestanden, selecteert u Bestanden masterschijf verbergen of Bestanden herstelschijf verbergen om de bestanden te verbergen en het bijwerkbeleid Op aanvraag voor het volume in te stellen of selecteert u Bijwerkbeleid voor volume wijzigen om de bestanden te verbergen en het bijwerkbeleid Continu voor het volume in te stellen. | |
Bestanden masterschijf verbergen en Bestanden herstelschijf verbergen:Deze opties zijn alleen beschikbaar wanneer u de optie hebt geselecteerd waarmee u Windows Verkenner kunt gebruiken om de bestanden op de masterschijf of herstelschijf te bekijken. Wanneer u een van deze opties selecteert, kan weer worden geschreven naar de schijf en wordt het bijwerken van het volume weer ingeschakeld. | |
Converteren naar RAID 1-volume: Met deze optie kunt u een herstelvolume converteren naar een RAID 1-volume. Voor stapsgewijze instructies over de te volgen procedure, raadpleegt u de sectie 'Opties voor het converteren van volumes'. | |
RAID-schijf | Poort-LED activeren: Met deze optie kunt u identificeren op welke poort de harde schijf is aangesloten. Wanneer de poort is gevonden, gaat het lampje automatisch een bepaalde tijd knipperen. Opmerking: deze optie is alleen beschikbaar voor gebruikte poorten. |
Harde schijf ontgrendelen: Deze optie is alleen beschikbaar als een of meer harde schijven zijn vergrendeld. In het apparaatvenster wordt bij vergrendelde schijven een pictogram van een slot weergegeven en in het informatievenster wordt de status Vergrendeld weergegeven. Klik met de rechtermuisknop op een vergrendelde harde schijf en selecteer Harde schijf ontgrendelen in het menu. Er wordt om een wachtwoord gevraagd om de geselecteerde schijf te ontgrendelen. Op dit moment is het in Intel® Matrix Storage Console niet toegestaan een harde schijf te vergrendelen. | |
Non-RAID-schijf | Markeren als reserve: Waarschuwing: wanneer een non-RAID-schijf wordt gemarkeerd als reserveschijf, worden alle gegevens op die schijf onherstelbaar verwijderd. Maak dus een reservekopie van alle belangrijke gegevens voordat u een schijf markeert als reserveschijf. Met deze optie kunt u vaste schijven markeren als de doelschijven wanneer volumes automatisch opnieuw worden samengesteld. Als u een harde schijf wilt markeren als reserveschijf, klikt u op een van de schijven in de lijst met non-RAID-schijven in het apparaatvenster en selecteert u Markeren als reserve. |
Harde schijf instellen op non-RAID: Alleen non-RAID-schijven die zijn gemarkeerd als reserve, kunnen opnieuw worden ingesteld op non-RAID. Klik met de rechtermuisknop op een harde schijf onder Non-RAID-schijven in het apparaatvenster en selecteer Harde schijf instellen op non-RAID in het menu. De schijf, die lid was van een RAID-array, wordt een non-RAID-schijf. | |
Opnieuw samenstellen op deze harde schijf: Deze optie is alleen beschikbaar wanneer een RAID 1-, 5- of 10-volume is verslechterd door een lidschijf met storing of wanneer de masterschijf van een herstelvolume een storing vertoont of verloren is gegaan. Raadpleeg de sectie 'Gegevens herstellen op master 'of 'RAID-volumes herstellen' in dit Help-bestand voor gedetailleerde procedures voor het gebruik van deze optie. | |
Poort-LED activeren: Met deze optie kunt u identificeren op welke poort de harde schijf is aangesloten. Wanneer de poort is gevonden, gaat het lampje automatisch een bepaalde tijd knipperen. Opmerking: deze optie is alleen beschikbaar voor gebruikte poorten. | |
Harde schijf ontgrendelen: Deze optie is alleen beschikbaar als een of meer harde schijven zijn vergrendeld. In het apparaatvenster wordt bij vergrendelde schijven een pictogram van een slot weergegeven en in het informatievenster wordt de status Vergrendeld weergegeven. Klik met de rechtermuisknop op een vergrendelde harde schijf en selecteer Harde schijf ontgrendelen in het menu. Er wordt om een wachtwoord gevraagd om de geselecteerde schijf te ontgrendelen. Op dit moment is het in Intel® Matrix Storage Console niet toegestaan een harde schijf te vergrendelen. |
Systemen met ingeschakelde versleuteling: u kunt de wizards voor het maken van een volume pas starten als er ten minste twee non-RAID-schijven met dezelfde versleutelingsstatus beschikbaar zijn in het systeem. Een volume kan ook alleen worden gemaakt met lidschijven die dezelfde versleutelingsstatus hebben: versleuteld of niet versleuteld.
EEN HERSTELVOLUME MAKEN
Een herstelvolume maakt gebruik van Intel® Rapid Recover Technology om gegevens van een schijf die als masterschijf is geselecteerd (gewoonlijk de systeemschijf) te kopiëren naar een herstelschijf. De masterschijf en de herstelschijf moeten 100% van de beschikbare schijfruimte in een array beslaan en er kan maar één herstelvolume aanwezig zijn in een systeem. Wanneer een herstelvolume is gemaakt, kunnen er ook geen RAID-volumes in het systeem aanwezig zijn of worden toegevoegd.
Voer onderstaande stappen uit om een herstelvolume te maken. Tijdens dit proces kunt u opgeven of u de gegevens van de masterschijf continu wilt kopiëren naar de herstelschijf of alleen wanneer u daartoe opdracht geeft. Als u het bijwerkbeleid Continu gebruikt, worden wijzigingen die zijn aangebracht op de masterschijf automatisch naar de herstelschijf gekopieerd wanneer de herstelschijf is aangesloten en on line is. Wanneer u het bijwerkbeleid Op aanvraag gebruikt, wordt de status van de herstelschijf automatisch ingesteld op Off line. Daarom kan een eerdere conditie van de masterschijf worden hersteld door de gegevens op de herstelschijf terug te kopiëren naar de masterschijf (raadpleeg de sectie 'Eerdere conditie van gegevens op een masterschijf herstellen' in dit Help-bestand voor meer informatie).
De opties die hierboven zijn beschreven, sluiten elkaar uit en de wizard RAID-volume wijzigen is beperkt tot één selectie. U moet het volume zo vaak als nodig is wijzigen om een migratie te voltooien, ook bij migratie naar een ander RAID-niveau. Voor het uitbreiden van de volumecapaciteit hoeft het besturingssysteem niet opnieuw te worden geïnstalleerd.
100% VAN BESCHIKBARE RUIMTE IN ARRAY GEBRUIKEN
Voer onderstaande stappen uit om de volumecapaciteit te vergroten door 100% van de beschikbare ruimte in de array te gebruiken:
EEN OF MEER LIDSCHIJVEN TOEVOEGEN
Voer onderstaande stappen uit om de volumecapaciteit te vergroten door een of meer lidschijven toe te voegen:
EEN MASTERSCHIJF VERVANGEN
Als de masterschijf een storing vertoont of uit het systeem is verwijderd en verloren is gegaan, moet u een nieuwe masterschijf installeren en het herstelvolume opnieuw maken op die nieuwe schijf.
OPSLAGVOORZIENINGEN VAN INTEL | |
Intel® Matrix Storage Manager | Intel Matrix Storage Manager is software voor SATA-opslag die zorgt voor energievoorzieningen en betere prestaties op mobiele systemen en prestaties en voorzieningen voor gegevensbescherming op andere systemen. |
Stuurprogramma voor Intel Matrix Storage Manager | Het stuurprogramma voor Intel Matrix Storage Manager is software die speciaal is ontworpen om de prestaties en de betrouwbaarheid van subsystemen voor opslag te verbeteren. |
Intel Matrix Storage Manager option ROM | Het option ROM is een module die wordt geïntegreerd met het systeem-BIOS en die voorziet in ondersteuning voor het opstarten van RAID-volumes en een gebruikersinterface voor het configureren en beheren van de RAID-volumes. |
Intel® Matrix RAID Technology | Intel Matrix RAID Technology is software waarmee twee onafhankelijke RAID-volumes in één RAID-array kunnen worden gemaakt, beheerd en gebruikt. |
Intel® Rapid Recover Technology | Met Intel Rapid Recover Technology worden gegevens op een masterschijf continu of op aanvraag gekopieerd naar een herstelschijf. Om deze technologie te gebruiken, moet u een herstelvolume maken. |
Intel® Matrix Storage Console | De software Intel Matrix Storage Console vormt de beheerinterface voor het SATA AHCI- en RAID-subsysteem binnen het ondersteunde besturingssysteem. |
RAID-TERMINOLOGIE | |
Automatisch opnieuw samenstellen | Het proces waarmee een RAID-volume (niveau 1, 5 of 10) wordt hersteld wanneer zich een storing voordoet in een RAID-lid of wanneer een lid ontbreekt. Als een reserveschijf aanwezig is, zal de software automatisch de reserveschijf gebruiken als vervanging voor de harde schijf met de storing. Een volume wordt ook automatisch opnieuw samengesteld als een RAID 1-lid wordt verwijderd en vervolgens opnieuw wordt geplaatst om de spiegeling opnieuw tot stand te brengen. RAID 0-volumes kunnen niet automatisch opnieuw worden samengesteld. |
Automatisch herstellen | Het proces waarmee volumes automatisch worden hersteld wanneer zich een storing heeft voorgedaan vanwege een ontbrekende schijf. Voor RAID 0-volumes geldt dat als alle lidschijven aanwezig zijn terwijl het volume een storing vertoont, het option ROM het volume zal markeren als Failed. Voor redundante RAID-volumes geldt dat als de laatst verwijderde schijf wordt vervangen en er voldoende schijven zonder storingen aanwezig zijn, de status van het volume wordt gewijzigd in Degraded. |
Bijwerkbeleid Continu | Wanneer voor een herstelvolume dit beleid wordt gebruikt, worden gegevens op de masterschijf automatisch naar de herstelschijf gekopieerd zolang beide schijven zijn aangesloten op het systeem. |
RAID | Redundant Array of Independent Drives: Een technologie die het mogelijk maakt om gegevens te organiseren op meerdere harde schijven en op die manier te voorzien in redundantie van gegevens of betere prestaties bij de opslag van gegevens. |
RAID-array | Een logische groepering van fysieke harde schijven. |
Masterschijf | De harde schijf die is geselecteerd als de bronschijf voor het herstelvolume. |
Lid | Een harde schijf die wordt gebruikt binnen een RAID-array. |
Bijwerkbeleid Op aanvraag | Wanneer voor een herstelvolume dit beleid wordt gebruikt, worden gegevens op de masterschijf gekopieerd naar de herstelschijf als u de opdracht daartoe geeft. Alleen wijzigingen die zijn aangebracht nadat het volume de laatste keer is bijgewerkt, worden gekopieerd. |
Pass-thru schijf | Een harde schijf die niet is opgenomen in een RAID-volume en als een afzonderlijke schijf beschikbaar is voor het besturingssysteem. |
RAID-volume | Een vaste hoeveelheid ruimte binnen een RAID-array die er voor het besturingssysteem uitziet als één fysieke harde schijf. Elk RAID-volume wordt gemaakt op een bepaald RAID-niveau en kan voorzien in redundantie van gegevens of verbetering van de prestaties bij het opslaan van gegevens. |
RAID-niveau | Een bepaalde set kenmerken die wordt toegepast op een RAID-volume. Met deze kenmerken wordt bepaald hoe gegevens in een RAID-volume worden opgeslagen en beheerd en worden de prestaties bij lezen en schrijven verbeterd of wordt voorzien in een grotere fouttolerantie. |
RAID 0 (striping) | De gegevens op het RAID-volume worden in strips verdeeld over de leden van de array. De gegevens worden verdeeld in eenheden en die eenheden worden verdeeld over de leden zonder dat hierbij gezorgd wordt voor redundantie. Het resultaat is dat de prestaties bij lezen en schrijven verbeteren. |
RAID 1 (spiegelen) | De gegevens op het RAID-volume worden gespiegeld over de leden van de array. Spiegelen is de term die wordt gebruikt om de belangrijkste voorziening van RAID 1 te beschrijven. De gegevens worden twee maal geschreven, één keer naar elk lid, waarmee voorzien wordt in redundantie van de gegevens en een vergrote fouttolerantie. |
RAID 5 (striping met pariteit) | De gegevens op het RAID-volume worden met pariteit in strips verdeeld over de leden van de array. De pariteitsgegevens worden tegelijk met de gegevens in een roterende volgorde naar de leden van de array geschreven. Dit RAID-niveau verdient de voorkeur als efficiëntie, fouttolerantie en prestaties van belang zijn. |
RAID 10 (striping en spiegelen) | Het RAID-niveau waarop informatie in strips over een array van twee schijven wordt verdeeld om de prestaties te verbeteren. Voor de fouttolerantie heeft elke schijf daarnaast een spiegelschijf. RAID 10 levert de prestatievoordelen van RAID 0 en de redundantie van RAID 1. Er zijn echter wel vier harde schijven voor nodig. |
Herstelschijf | De harde schijf die is geselecteerd als de doelschijf voor het herstelvolume. |
Herstelvolume | Een volume waarvoor Intel Rapid Recover Technology wordt gebruikt. |
Strip | Een strip verwijst naar een groep aaneengesloten, logische gegevensblokken die worden gebruikt op één fysieke harde schijf binnen een RAID 0-, RAID 5- of RAID 10-volume. De stripgrootte wordt uitgedrukt in kilobytes. |
Stripe | De som van alle strips op een horizontale as over de fysieke harde schijven binnen een RAID-volume. |
Metagegevens | Metagegevens zijn gegevens over gegevens of informatie over informatie. Voor RAID-volumes bestaan de metagegevens uit informatie over de manier waarop de gebruikersbestanden en systeembestanden worden opgeslagen op een RAID-volume. |
Migratie | Het proces waarmee de systeemconfiguratie voor de gegevensopslag wordt geconverteerd van een non-RAID-configuratie (pass-thru) naar een RAID-configuratie. |
Migratie naar een ander RAID-niveau | Het proces waarmee de systeemconfiguratie voor de gegevensopslag wordt geconverteerd van een RAID-niveau naar een ander RAID-niveau. |
Volumecapaciteit uitbreiden | Het proces waarbij de capaciteit van een bestaand volume wordt vergroot door 100% van de beschikbare ruimte in een array te gebruiken of door een of meer lidschijven toe te voegen. |
Versleutelingsstatus | Geeft aan of gegevens op het volume en de harde schijven in een onleesbare vorm zijn gecodeerd om het beveiligingsniveau te verhogen. |
Versleuteld | De waarde van de versleutelingsstatus van een harde schijf die wordt toegevoegd achter de beschrijving van een harde schijf in de wizards RAID-volume maken, RAID-volume maken op basis van bestaande harde schijf, Herstelvolume maken en RAID-volume wijzigen. |
Vergrendelde harde schijf | Een harde schijf die met een wachtwoord is beveiligd om het beveiligingsniveau te verhogen en met een geldig wachtwoord kan worden ontgrendeld. |
Reserveschijf | Een SATA-schijf die door de RAID-software is gemarkeerd als een schijf die automatisch kan worden gebruikt als de doelschijf bij het opnieuw samenstellen van een volume nadat zich een storing heeft voorgedaan op een RAID-lid of wanneer een lid ontbreekt. RAID-niveau 0 kan geen reserveschijven gebruiken. RAID-niveau 1, 5 en 10 kunnen een of meer reserveschijven gebruiken. |
Poort-LED activeren | De actie waarbij de poort wordt gezocht waarop een specifieke harde schijf in het systeem is aangesloten. |
Initialisatie volume | Het proces waarmee de pariteit wordt geïnitialiseerd voor RAID 5-volumes. Voor RAID 1- en RAID 10-volumes is dit het proces waarmee wordt gecontroleerd of elk gegevensblok op de spiegelschijf identiek is aan het corresponderende gegevensblok op de bronschijf. |
TERMINOLOGIE MET BETREKKING TOT OPSLAG | |
RAID-controller | De RAID-controller maakt en beheert RAID-arrays en RAID-volumes en zorgt daarmee voor betere prestaties bij lezen en schrijven of een grotere fouttolerantie. |
SATA-controller | De SATA-controller is geïntegreerd in de I/O-controllerhub van het systeem. Deze controller beheert de SATA-apparaten en fungeert voor die apparaten als de interface naar het systeem. |
AHCI | Advanced Host Controller Interface: een interfacespecificatie die het voor het opslagstuurprogramma mogelijk maakt om geavanceerde SATA-voorzieningen, zoals geïntegreerde opdrachtwachtrijen, geïntegreerde hot-plugging en energiebeheer, in te schakelen. |
Hot-plugging | De onaangekondigde verwijdering en plaatsing van een SATA-schijf, terwijl het systeem aan staat. |
Geïntegreerde opdrachtwachtrij | Een opdrachtprotocol in SATA dat het mogelijk maakt dat meerdere opdrachten voor een harde schijf tegelijkertijd wachten op uitvoering. De opdrachten worden dynamisch opnieuw geordend om te zorgen voor optimale prestaties van de harde schijf. |
ATAPI-apparaat | Een opslagapparaat met hoge capaciteit en een parallelle interface, zoals cd-rom-, cd-rw-, dvd-rom- en tapestations. |
SATA (Serial Advanced Technology Attachment) | Een computerbustechnologie die primair is ontworpen voor de overdracht van gegevens naar en vanaf een harde schijf. Dit is de opvolger van de PATA-technologie. |
PATA (Parallel Advanced Technology Attachment) | Een ATA (AT Attachment) is een standaardinterface voor het aansluiten van opslagapparaten, zoals harde schijven en cd-rom-stations, in pc's. Na de introductie van SATA (Serial ATA) kreeg de oorspronkelijke ATA de naam PATA (Parallel ATA). Ook bekend als IDE (Integrated Device Electronics). |
SATA-schijf | Een harde schijf met een interface die gegevens overdraagt via een serieel protocol en zo communiceert met de SATA-controller. |
eSATA | Een externe SATA-schijf. |
SATA-opslagsubsysteem | Alle hardware en software van een systeem die betrokken is bij het opslaan van gegevens op SATA-schijven. |
SATA-overdrachtmodus | De snelheid waarmee de SATA-controller en de SATA-schijven met elkaar communiceren. |
Harde schijven met grote sectoren | SATA-schijven met een logische sectorgrootte van ½ KB. Deze harde schijven kunnen een fysieke sectorgrootte hebben van ½ KB, 1 KB, 2 KB of 4 KB. Elke combinatie van deze schijven kan worden gebruikt in een enkele array. Een volume dat is gemaakt met harde schijven met grote sectoren, heeft een logische sectorgrootte van ½ KB en een fysieke sectorgrootte die gelijk is aan de fysieke sectorgrootte van de harde schijf in de array die de grootste fysieke sectorgrootte heeft. In het informatievenster in de Geavanceerde modus kunt u de logische en fysieke sectorgrootte van een harde schijf of een volume bekijken. |
SMART-gebeurtenis | Self-Monitoring, Analysis and Reporting Technology: een open standaard voor de ontwikkeling van harde schijven en softwaresystemen waarmee harde schijven automatisch worden gecontroleerd en potentiële problemen worden gerapporteerd. |
Gegevenscache van harde schijf | Een cachegeheugen in een harde schijf waar vaak gebruikte gegevenssectoren tijdelijk worden opgeslagen zodat ze sneller toegankelijk zijn. Hierdoor worden de totale prestaties van de harde schijf verbeterd. |
Write-back cache volume | Een cachegeheugen in een volume waar vaak gebruikte gegevenssectoren tijdelijk worden opgeslagen voor snellere toegang en optimale werking van een RAID-volume. Hierdoor worden de doorvoer en reactietijd van het volume tijdens lees- en schrijfbewerkingen verbeterd. |
Link Power Management | Het vermogen van de SATA-controller om een lager energieverbruik in te stellen voor het SATA-apparaat. |
Asynchrone meldingen | Maakt het voor een ATAPI-apparaat mogelijk om aan de SATA-controller te melden dat het apparaat aandacht vereist. |